|
||
|
||
Het is maar weinig architecten in Nederland gegeven je te concentreren op een onderwerp, daarvan je specialisme te maken en het als instrument te gebruiken bij andere opdrachten. Voor Zaanen Spanjers cs is dat het theater. Precies gezegd: de liefde voor het theater. Sinds het bestaan van het bureau zijn op de tekentafels diverse podia gepasseerd. Theater als opgave stelt de vraag aan de orde wat collectief is en wat individueel, het kijken en bekeken worden en, niet in de laatste plaats, de positie van de gebruiker. Wat zijn de geëigende ingrediënten voor een geslaagde theaterarchitectuur? In willekeurige volgorde, een goed ingerichte ruimte, juiste verhoudingen en een overzichtelijk beeld. De toeschouwer moet er zich thuis voelen. Liever een ruimte die men zelf kan inkleuren dan een opdringerige entourage waarin men verdrinkt. Daarnaast is het theater natuurlijk ook een dagelijkse ambiance waar even zeer een secretariaat prettig moet werken, als belichters en inspiciënten. En niet in de laatste plaats artiesten.
Maar het theater houdt niet op bij de foyer en de zaal, het zet zich door op straat. Dat is mooi tot uitdrukking gekomen in de colonnade als opmaat voor het Max Euweplein in Amsterdam. Die zuilenrij zou je moeiteloos een theatrale poort of ruimte kunnen noemen, die je tekort doet door het louter een decoratieve betekenis toe te kennen. De gekozen architectuur doorbreekt de gevelwand en houdt daardoor de aandacht langer vast, met een quasi-Latijnse tekst die een glimlach te voorschijn tovert. Bovendien is het een lokmiddel. Zoals een toneelvoorstelling wil verleiden, moet de poort de passant uitnodigen binnen te gaan.
De openbare ruimte heeft door deze vorm van architectuur privé-trekken gekregen. Zaanen Spanjers cs ontwerpt graag van binnen naar buiten en heeft het exterieur breder opgevat: als een openbaar interieur. De inbedding van een interieur in een context keert in diverse ontwerpen terug. Dat blijkt bijvoorbeeld in de parkeergarages onder het Museumplein in Amsterdam. De parkeergarage als een verlengstuk van de openbare ruimte, wat het in feite is, is een betrekkelijk nieuwe gedachte en het is dan ook niet meer dan logisch dat deze opgave deel is gaan uitmaken van de werkwijze van het bureau. Spanjers wilde een garage maken voor de voetganger, waarin mensen zich op hun gemak voelen. In andere bewoordingen: hij wilde het gezichtloze gezicht geven. Soms moet je een detail uitlichten om accenten aan een ruimte te geven, soms moet je juist terughoudend zijn, dat is de intuïtieve manier van architectuur bedrijven van Zaanen Spanjers cs. Door het detail een plaats te geven in de architectuur, is het mogelijk een plek persoonlijk te maken, en dat lijkt juist bij een anonieme ruimte als een parkeergarage de remedie tegen onsociaal gedrag en onveiligheid.
Het beeld wat Zaanen Spanjers cs wil neerzetten is natuurlijk belangrijk, maar vooral moet architectuur de resultante zijn van gebruikerswensen, behoeften en de ruimtelijke condities. Daarop wordt een oplossing toegesneden die niet schreeuwerig of conceptueel is maar doeltreffend en duurzaam. Waarde bewijst zich in de tijd en in het gebruik. Elke ruimte stelt zijn eigen eisen, vraagt zijn eigen unieke benadering. Zo was het een uitdaging om de Meervaart, als multifunctioneel complex een typisch product van de jaren zeventig, schoon te maken en zo de structuur bloot te leggen. Er is vervolgens eigenlijk een nieuw theater/bibliotheek-complex voor in de plaats gekomen. Dat amorfe karakter van de jaren zeventig, met veel hoeken, nissen, en niveauverschillen, is ingeruild voor een helder, bijna nuchter gebouw. De Meervaart, de Museumpleingarage en het Max Euweplein zijn, hoe uiteenlopend ook, complexe opdrachten omdat het functionele en stedelijke knooppunten zijn. Hier komt alles en iedereen samen. Door net zo lang te sleutelen aan die opgave, door niet tevreden te zijn met een makkelijk beeld, ontstaan er gebouwen of omgevingen die groeien, zoals wijnen rijpen naarmate ze langer liggen.
Een villa in Amsterdam, een bibliotheek in Ede, enkele winkelinterieurs, het is een greep uit de projecten. In die tijd is de gemiddelde bureaubezetting tien man, met specialismen die het hele spectrum bestrijken, zodat er ‘een totaalproduct’ kan worden geleverd. Dat past ook in de huidige tijd waarin het ontwerp niet bij de gevel ophoudt en architectuur en interieurarchitectuur met elkaar verweven zijn. Het bureau hecht aan zijn specialisme interieurarchitectuur omdat het de kern van onze leefomgeving is. Om dat interieur zo sterk mogelijk te maken is het van belang je niet in een vroeg stadium vast te leggen op de oplossing; dan wordt het een weerslag van de waan van het moment.
Een interieur is nooit af, sterker zelfs, liever is het niet af, omdat het de gebruiker de gelegenheid moet geven er zijn eigen verhaal aan te verbinden. Er is, met andere woorden, een faciliteit geschapen, voor dromen en daden. Wie een theater binnengaat moet zich even opgetild voelen, omdat uitgaan nu eenmaal iets feestelijks is. Dat kan met een architectuur die wel bescheiden is maar accenten in de ruimte plaatst. Die klopt zonder dat het er dik bovenop ligt. Niemand die weet welk proces er aan vooraf gegaan is, en dat hoeft ook niet. Want zo gaat dat in de praktijk: zodra de architect en de aannemer het toneel hebben verlaten en zich als het ware uit het stuk hebben geschreven, kan de voorstelling echt beginnen. Doek op!
Jaap Huisman Architectuur recensent bij de Volkskrant en Vrij Nederland. Hij schreef ondermeer de boeken De 100 lelijkste gebouwen van Nederland en De 100 mooiste gebouwen van Nederland. In beide komt geen werk van Zaanen Spanjers cs voor.
|
Few Dutch architects are able to concentrate on and specialize in a subject, and play that experience as an instrument in the next assignment. Zaanen Spanjers cs had this opportunity with theatre or, more precisely, with its passion for theatre. Since the founding of the firm, many theatres and concert halls have passed across their drawing boards. Designing a theatre raises the fundamental question of what is collective and what is private, to look or to be looked at, and last but not least what is the role of the user. What makes theatre architecture successful and what are the appropriate ingredients? In no particular order, they are: as well designed an appointed space, proper proportions and a convenient arrangement. The spectator and visitor must feel at home. It is more important to have a space that everyone can interpret personally rather than an interior that is overwhelming. A theatre is, however, not only a space to perform or watch but also is a place where people work daily; box office, back offices, lighting technicians, stagehands and, finally, the performers.
Architecturally the theatre extends beyond the lobby, the foyer and the auditorium, it participates in the street and streetscape. This concept is clearly expressed in the colonnade as an opening gesture towards the Max Euweplein in Amsterdam. This row of columns may be called a theatrical ‘entrance’ or gate and is more than just a decorative feature. The architecture is whimsical. By breaking out of the plane of the street wall and with its pseudo-Latin proverb it holds attention longer and evokes a smile. Moreover it is an inducement. Like a theatre play wants to entice, inviting the passer-by to enter and to watch and play. This form of architecture confers on public spaces a private meaning.
Zaanen Spanjers cs design from the inside out. By interpreting the exterior as a public interior, the outside is vested with a much broader significance and appreciation. The concept of embedding the interior in a context appears in several designs as, for instance, in the underground parking garage at the Museumplein in Amsterdam. A parking garage as continuation of public space, what in fact it is, is a rather novel idea. It has become part of the firms’ signature. Spanjers wanted more than just a parking garage; he saw a garage where pedestrians could feel at ease. In other words: he wanted to give a face to the facelessness, meaning to a void. Sometimes a detail has to be highlighted to give an accent to a space, sometimes you have to ignore it. It is that way of intuitive design that characterizes ‘Zaanen Spanjers’ architecture. By giving details a place in the architecture, an environment can be customized and personalized, and, particularly in an anonymous space like a parking garage, it discourages unsocial behavior and fosters a feeling of safety.
The visual appearance of a design is of importance to Zaanen Spanjers cs, but first the particular needs of the users and their spatial requirements have to be met. Every space has its own demands and asks for a specific approach. The solution has to be tailored and should neither be fiery or just conceptual but effective and durable. True value will show in time. The challenge in ´de Meervaart´, a multifunctional cultural complex typical product for the seventies, was to express once again the structure and remove all accretions. By using the original structure, a new theatre and library complex was created. The undefined seventies architectural character with its many corners, niches and levels, was replaced by a clear, almost down-to-earth building. ‘de Meervaart’, the garages at the Museumplein, and the Max Euweplein are however divergent, similar in their complexity as functional and urban junctions. Here, everything and everybody comes together. By continuously revisiting the problems and rethinking the task at hand, by not being satisfied with an easy solution and cheap images, buildings and spaces of lasting quality can be developed, which, like wine, improve the age. A random selection of projects includes a residence in Amsterdam, a public library in Ede, and several retail designs. Throughout this period the staff of the firm has numbered about ten and has included all specialties necessary for a full service practice. This approach and integration coincides with the spirit of our time where design cannot be skin deep and stop on the outside. Architecture and interior design are closely interconnected.
Zaanen Spanjers believes in the importance of interior design, because it represents the making of spaces and represents the core of our living and working environments. To make successful interiors, it is important not to commit too early to a specific design or functional solution but to leave room for further development in the subsequent phases of the project when issues become clearer. An interior is never finished and should not be. It must allow the user an opportunity to develop its own associations and story. In other words, a space is created to serve a functional requirement but needs to allow for dreams and illusions. Those who enter a theatre must feel uplifted and transported into an other world. A night out just is a celebration. This is best achieved with an architecture that is unprepossessing, but carefully places elements in space and is good without being obvious. Because the architect and the contractor are only stage hands and once they leave the stage, or write themselves out of the play so, the show really start. Curtain up!
Jaap Huisman Writes about architecture in ‘de Volkskrant’ and ‘Vrij Nederland’. Among others, he is the author of ‘The 50 ugliest buildings in the Netherlands’ and ‘The 50 most beautifull buildings in the Netherlands’. In both books works by Zaanen Spanjers cs are not included |
|
|